-
1 man
interj. "man", uitdrukking of gevoel dat geen werkelijke betekenis heeft (als in "Man, that was a hard task to do", "Man, I am so tired")--------n. man; mens; kerel; echtgenoot; voorwerp (bij een spel)--------v. bemannen, bezettenman1♦voorbeelden:man of figure/mark • man van formaatman of God • priester/domineeman of honour • man van eerman of means/substance/property • bemiddeld/vermogend manman of men • voortreffelijk mensthe man in/on the street • de gewone/doorsnee manman about town • man van de wereld, playboyman and wife • man en vrouwman of his word • een man van zijn woordman of the world • iemand met mensenkennis/ervaringmy (good) man! • m'n beste kerel!the very man • de persoon die men nodig heeft, net wie men zochtdrowning man • drenkelingit is not in a man • dat kan een mens niet(as) man to man/ (as) one man to another • van man tot manthe rights of Man • de mensenrechtento the last man • tot op de laatste manevery man for himself • ieder voor zichman for man • stuk voor stukas a/one man • als één manso many men, so many minds • zoveel hoofden, zoveel zinnen〈 spreekwoord〉 man proposes, God disposes • de mens wikt, God beschikt3 officers and men • officiers en soldaten/manschappenI'm your man • op mij mag/kan je rekenen4 make a man of • volwassen/een man maken vanmake men out of • mannen maken vanplay the/try to be a man • zich stoer houdenbe man enough to • mans genoeg zijn omhalf a man • slappelingmade man • geslaagd manbe enough of a man to • wel zo f zijn om te(all) to a man • eensgezind→ bread bread/, dead dead/, grand grand/, heart heart/, meat meat/, odd odd/, old old/, price price/, young young/————————man2〈werkwoord; manned〉♦voorbeelden:man a post • een post bezetten————————man3〈 tussenwerpsel〉 〈Amerikaans-Engels; informeel〉1 sjonge! -
2 like a man
als een man -
3 as one man
als een man,schouder aan schouder -
4 as a/one man
as a/one man -
5 took it like a man
hij onderving het als een man (maakte niet te schande) -
6 like a man possessed
als een bezetene -
7 a man such as John
-
8 we consider him (to be/as) a man of genius
we consider him (to be/as) a man of geniusEnglish-Dutch dictionary > we consider him (to be/as) a man of genius
-
9 matchstick man
iemand die zeer mager is, iem. die zo mager als een lucifer is -
10 play the man
zich f houden, zich stoer gedragen, zich als een kerel gedragen -
11 in a body
als een man -
12 one
adj. een--------n. een--------pron. iemandone1[ wun] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:these come only in ones • deze worden alleen in verpakkingen van één/per stuk verkocht————————one21 〈als vervanging voor eerder genoemd woord; meestal onvertaald〉 (er) een ⇒ 〈 benaming voor〉 (er) eentje 〈 grap, verhaal, drankje, snuiter enz.〉♦voorbeelden:like one dead • als een dodelet's have (a quick) one • laten we er (gauw) eentje gaan drinkenthe one that I like best • degene die ik het leukst vindI'll go him one better • ik zal hem een slag voor zijn/overtroevennever a one • geen enkelehe was one up on me • hij was me net de baasthe one about the generous Scot • die mop over de vrijgevige Schothe's a one for music • hij is een muziekliefhebberthis one's on me • ik trakteer!this one • deze hier2 〈 Brits-Engels〉 one must never pride oneself on one's achievements, 〈 Amerikaans-Engels〉one must never pride himself on his achievements • men mag nooit prat gaan op zijn prestatiesII 〈telwoord; als voornaamwoord〉1 één♦voorbeelden:1 become one • één worden, samenvallen/smeltenone after another • een voor een, de een na de andereone or two • één of twee, een paarhe and I are at one (with one another) • hij en ik zijn het (roerend) eens (met elkaar)one by one • een voor een, de een na de anderone of the members • een van de ledenone to one • één op/tegen éénone to one match • één op één/puntsgewijze overeenkomstas one • als één man¶ one and all • iedereen, jan en allemanI was one too many for him • ik was hem te sterk/te slim af〈 informeel〉 like one o'clock • als een gek, energiekI, for one, will refuse • ik zal in ieder geval weigeren(all) in one • (allemaal) tegelijkertijd/gecombineerd〈 informeel〉 done it in one! • in één keer!, de eerste keer goed!→ one another one another/————————one31 een zeker(e) ⇒ één of ander(e), ene♦voorbeelden:we'll meet again one day • we zullen elkaar ooit weer ontmoetenone Mr. Smith called for you • een zekere Mr. Smith heeft jou gebeldII 〈telwoord; als determinator〉1 één ⇒ enig; 〈 figuurlijk〉 de/hetzelfde; 〈 als versterker, Amerikaans-Engels; informeel〉 enig, hartstikke♦voorbeelden:from one chore to another • van het ene klusje naar het anderethey are all one colour • ze hebben allemaal dezelfde kleurone day out of six • één op de zes dagen, om de zes dagenthey cried out with one voice • ze riepen als uit één mondmy one and only friend • mijn enige echte vriendthe one and only truth • de alleenzaligmakende waarheidone and the same thing • één en dezelfde zaak, precies hetzelfdeneither one thing nor the other • vlees noch vis, halfslachtig -
13 band
n. band; orkest; bende--------v. verenigen; een band aanbrengenband1[ bænd] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 bende ⇒ groep, troep3 band ⇒ (dans)orkestje, fanfare, popgroep♦voorbeelden:1 a band of light • een lichtstreep/strooka black band round his hat • een zwart(e) lint/band om zijn hoeda rubber band • een elastiekjea pair of bands • bef¶ the band begins to play • nu wordt het ernstig/menens————————band2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
14 body
n. fysieke verschijning van persoon of dier, lichaam; lijf; blok; grote hoeveelheid, massa; groep (van mensen, dingen, ideeen, etc.); substantie; menselijk wezen[ boddie] 〈meervoud: bodies〉1 lichaam ⇒ romp, lijk4 〈 benaming voor〉 voornaamste deel ⇒ grootste/centrale deel, kern, meerderheid; schip 〈 van kerk〉; casco, carrosserie 〈 van auto〉; romp 〈 van vliegtuig〉; klankkast 〈 van instrument〉6 voorwerp ⇒ object, lichaam♦voorbeelden:keep body and soul together • in leven blijvena dead body • een lijkthey left in a body • ze vertrokken als één manheavenly bodies • hemellichamen7 a wine with a good body • een volle/rijke wijn -
15 Alfhild
n. Alfhild, (Noorse Mythologie) mooi meisje dat als een man gekleed ging om te vermijden dat ze met koning Alf zou moeten trouwen en dtoen hij dacht dat ze een strijder was vochten ze zich bijna dood (toen ze zich realiseerde dat koning Alf net zo sterk was als zij trouwde ze hem) -
16 cavalier
adj. arrogant; zelfzuchtig; hooghartig--------n. riddercavalier1[ kævəliə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 he sought a cavalier's satisfaction in a duel • als een man van eer wenste hij genoegdoening in een duel————————cavalier21 hooghartig ⇒ arrogant, trots2 nonchalant ⇒ achteloos, onnadenkend3 onhoffelijk ⇒ zelfzuchtig, kortaf♦voorbeelden: -
17 he sought a cavalier's satisfaction in a duel
English-Dutch dictionary > he sought a cavalier's satisfaction in a duel
-
18 as one
-
19 band together against
-
20 bodily
adj. lichamelijk--------adv. als een man; persoonlijkbodily1[ boddillie] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:————————bodily2〈 bijwoord〉2 lichamelijk ⇒ in levende lijve, lijfelijk3 in z'n geheel ⇒ compleet, met huid en haar♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Elephant Man — 2007 Elephant Man (* 11. September 1976 in Seaview Garden, Kingston, Jamaika; eigentlicher Name O Neil Morgan Hughlin Bryant) ist ein bekannter Dancehall Deejay. Inhaltsverzeichnis … Deutsch Wikipedia
Filip De Man — Filip Emiel Julien De Man (* 11. November 1955 in Roeselare) ist ein flämischer Politiker und Journalist. Er ist Lizentiat der Literatur und Philosophie und wohnt im Augenblick in Vilvoorde. Er ist der Bruder der Schauspielerin Brigitte De Man… … Deutsch Wikipedia
Erythropoetin als Dopingmittel — Seit etwa Ende der 1980er Jahre wird Erythropoetin als Dopingmittel zum Zweck der Leistungssteigerung missbraucht. Vor allem Ausdauersportler profitieren von der Wirkung; durch den erhöhten Anteil an Erythrozyten im Blut steigt allerdings die… … Deutsch Wikipedia
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Haben — 1. Bei Haben lebt sich s besser als bei Habensollen. Ung.: A ki birja, a marja. (Gaal, 837.) 2. Besser haben als hoffen. – Winckler, XVIII, 69. Frz.: Mieulx vault avoir qu espoir. (Leroux, II, 261.) Holl.: Beter hebben dan goed vinden.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Vergnügen (Verb.) — 1. Ein jeder sei vergnügt in seinem Stande. Lat.: Quod sis, esse velis, nihilque malis. (Martius.) (Philippi, II, 146.) 2. Man immer vergnögt sîn, säd de Jung, un lûst sînen Hund. (Mecklenburg.) – Hoefer, 532. »Man immer vergnögt, söä de dune… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Was Eva über Adam denkt — ist eine Sammlung satirischer Kolumnen der niederländischen Autorin und Journalistin Ina van der Beugel (1914–2003). Die holländische Erstausgabe erschien 1946, wurde aber erst ab 1948 in der neuen Ausgabe mit Zeichnungen des französischen… … Deutsch Wikipedia
Rheinischer Regiolekt — Als Rheinischer Regiolekt wird der Regiolekt des mittleren und nördlichen Rheinlandes bezeichnet. Das Gebiet deckt sich im Wesentlichen mit dem Westteil Nordrhein Westfalens; dazu kommen nördliche Teile aus Rheinland Pfalz und verschiedene… … Deutsch Wikipedia
Versudeln — Man kann an Einem Tage mehr versudeln, als in einer Woche verputzen. Holl.: Een pronker kan niet zooveel verpronken als een slonser verslonsen. – Een slordige verwaarloost meer dan een pronker. (Harrebomée, II, 203a.) … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Pferd — (s. ⇨ Ross). 1. A blind Ferd trefft gleich (gerade) in Grüb herein. (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. Alte Pferde achten der Peitsche nicht. Lat.: Psittacus senex ferulam negligit. (Gaal, 926.) 3. Alte Pferde gehen nicht durch. Holl.: Het hollen is… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon